Professional

Cursusprogramma

Uitgeverij

Uitgelicht

Opleidingen
Online & Evenementen

Nietzsche: dionysische chaos

27/04/2024 10:30:00

Nietzsches Het dionysische wereldbeeld Nietzsche koos Heraclitus’ uitspraak ‘Oorlog is de vader van alle dingen’ als zijn lijfspreuk. Volgens Nietzsche belichaamt Dionysus de oorlog die zowel vernietigt als schept, de roes waarin dood en erotiek samengaan. Nietzsche vat zijn visie samen in de programmatische tekst Het dionysisch wereldbeeld. Dat is de kiemcel waaruit zijn filosofie zich ontwikkelde, het leidmotief waaraan zijn leven en werk te herkennen zijn. Met Maarten van Buuren, Arnold Heumakers en Joep…

Online & Evenementen

Frederik van Eedenlezing | Glenn Albrecht

17/04/2024 07:30:00

Transformatie naar het Symbioceen De Frederik van Eedenlezing is een jaarlijkse traditie waarbij de ISVW een grote internationale denker uitnodigt die actief bijdraagt aan het publieksfilosofische debat. Dit jaar is dat milieufilosoof Glenn Albrecht. In zijn werk verzint hij ‘nieuwe woorden voor een nieuwe wereld’ – zo bedacht hij de term Symbioceen, als opvolger van het Antropoceen. Het Symbioceen is het tijdperk waarin mens, natuur en techniek een nieuwe balans met elkaar creëren. Ook introduceerde…

Filosofieweken

Klimaatfilosofie

06/05/2024 10:30:00

  We leven in het antropoceen: het klimatologische tijdperk waarin de mens het klimaat en de omstandigheden van het leven op aarde bepaalt. Maar dat we het klimaat bepalen, wil zeker niet zeggen dat we de zaak onder controle hebben. Sterker nog: de zaak loopt gruwelijk uit de hand. Als we zo doorgaan, hebben we binnen afzienbare tijd het klimaat op aarde onleefbaar gemaakt voor onszelf en miljoenen andere soorten. Wat nu? Kunnen filosofen perspectief…

ISVW podcast

iFilosofie

Blogs

Recente post

‘Al het leven leeft van leven’ | Interview met René ten Bos
In zijn inmiddels klassieke studie De Parasiet beschrijft de Franse filosoof Michel Serres (1930-2019) onze biologische en sociale werkelijkheid als een complex van parasitaire relaties. René ten Bos, hoogleraar filosofie aan de Radboud Universiteit, maakte dit werk voor Nederlandse lezers toegankelijk. Een mooie aanleiding voor een gesprek met onze vaste columnist over de zin en onzin van alle parasieten die de wereld bevolken. Door Peter Huijzer Wat deed je besluiten om juist dit boek te gaan vertalen? Ik wilde sowieso een boek van Serres vertalen, omdat hij van alle filosofen misschien wel degene is met wie ik me het meest verwant voel. Bovendien heb ik Serres ooit een keer ontmoet en hem destijds beloofd dat ik nog eens een boek van hem zou vertalen. Hij heeft het niet meer mogen meemaken, maar het is er toch van gekomen. Ik zie mezelf verder niet als vertaler, maar het heeft me wel wat gebracht: een ongekende ervaring van intimiteit. Dat had ik niet verwacht. In het oeuvre van Serres vormt dit boek een soort scharnierpunt, waarin hij zijn academische proza verlaat en op een andere manier gaat schrijven. En waarin het discours niet meer louter filosofisch is. Het is een heel speels en tegelijkertijd een heel systematisch boek. Het is een systeem, maar niet in de klassieke zin van het woord. Het is geen ‘structuur’. Serres laat zien hoe dingen met elkaar samenhangen, door ergens in het netwerk te gaan kijken en van daaruit cirkeltjes te lopen, om dan op een bepaald punt aan te komen waar je dingen herkent. En die dingen zijn in hele verschillende disciplines eigenlijk steeds hetzelfde. De hoeveelheid onderwerpen en disciplines die in De Parasiet voorbijkomen is inderdaad enorm: van de fabels van La Fontaine tot ‘fuzzy logic’ en van biologie tot communicatiewetenschap. Wat komt er in dit boek eigenlijk niet aan bod? Wat hij zelf zegt, is dat hij geen boek over ethiek heeft willen schrijven. Hoewel hij er helemaal op het eind achter komt dat het toch wel enigszins over ethiek gaat, dat hij de moraal niet op afstand heeft kunnen houden. Het is ook erg lastig om zo’n begrip als ‘parasiet’ buiten de moraal te houden. Toch is dat juist wat Serres in dit boek probeert: die term van zijn morele lading ontdoen. Ja, al heeft het woord parasiet in Frankrijk toch al een iets minder negatieve lading dan bij ons. Een bruit parasite is een storend geluid, en ook deze betekenis van het woord is voor Serres erg belangrijk. Het is ook een boek dat over communicatie gaat. Daarbij wil Serres laten zien dat ‘leven’ altijd parasitair is. Dat al het leven leeft van leven, zonder dat dat meteen iets heel slechts is. Een parasiet is voor Serres dan ook niet per definitie iets wat in of op jou leeft. In feite zijn alle levensvormen parasitair, en niet alleen de microbische levensvormen. Ook de mens, schrijft Serres, eet immers van de koe, van de boom, etc. Leven neemt van leven. Al zou een parasitoloog natuurlijk zeggen dat de wetenschap onder ‘parasitair’ iets heel anders verstaat. Waarop Serres juist laat zien dat ook deze wetenschap doortrokken is van antropomorfe termen als ‘gast’ en ‘gastheer’. ‘Als jullie sociale categorieën voor de biologische werkelijkheid mogen gebruiken,’ zegt hij, ‘dan mag ik toch ook biologische categorieën op de sociale werkelijkheid toepassen.’ Dat doet hij ijzersterk. En daarmee geeft hij dat concept van de parasiet een universele betekenis. In De parasiet is steeds sprake van parasieten die op parasieten parasiteren, die parasieten ‘verstoren’, dus ook in de andere betekenis van het woord parasiteren. Aan de hand daarvan ontwikkelt Serres een hele nieuwe logica. Hoe zou je deze logica omschrijven, en waarom is die zo ‘onvermijdelijk’, zoals je in de inleiding bij het boek schrijft? De parasiet, en dat is essentieel voor Serres, parasiteert niet zozeer op entiteiten, als wel op de relatie tussen entiteiten. De parasiet breekt in, in datgene wat er zich tussen twee polen (mensen, dieren, …) afspeelt. Hij zorgt ervoor dat er iets gebeurt in de communicatie tussen die twee. Daar zit een hele parasitaire organisatiekunde in: je kunt het vergelijken met wat managers doen. In het concept van arbeidsdeling is de arbeid zo verdeeld dat de relatie tussen arbeider A en arbeider B niet meer helemaal vanzelfsprekend is. Dus wat doet een manager: die gaat coördineren. Dat is een heel rudimentair model van die parasitaire logica. Maar het wordt nog complexer, want die parasiet wordt vroeg of laat zelf ook geparasiteerd. Zo ontstaat een steeds uitgebreider, dynamisch netwerk van parasitaire ketens. Neem de toeslagenaffaire: het geld gaat niet naar de gedupeerden, maar naar al die adviesbureaus, consultants en noem maar op die zich er uitermate druk om maken dat dit nooit meer mag gebeuren. Daar gaat veel meer geld aan op. Daar zit een hele parasitaire logica in. En degene die wint, is degene die uiteindelijk alle anderen in de rug kan kijken. En die posities verschuiven constant: het is een groot dynamisch spel. Tegelijkertijd is dat niet noodzakelijk iets slechts voor Serres, en is het misschien nog wel gevaarlijker te denken dat we van die logica af kunnen komen. Het positieve van de parasiet is dat hij altijd voor afwijking zorgt. Neem bijvoorbeeld het ‘liefdesvirus’, dat kun je ook als parasitair opvatten. Verliefdheid speelt zich niet in, maar tussen twee subjecten af en dat produceert vervolgens twee veranderde subjecten. Uit die notie van afwijking ontwikkelt Serres een complete relationele ontologie. Het is de afwijking die voor Serres productief is, die voor verandering zorgt. En ook denken is voor Serres een vorm van afwijken: ‘Ik denk, dus ik wijk af.’ Een werkelijkheid waarin niets afwijkt, is eigenlijk gewoon de dood. Ook in die zin is het parasitaire met het leven verwikkeld: zonder parasitisme is er alleen maar dood. De grote vraag voor Serres is steeds: wat geeft die parasiet terug? Als hij genoeg teruggeeft, dan hebben wij reden om die parasiet niet te vermoorden. Mort aux ingrats! – ‘Dood de ondankbaren,’ citeert hij La Fontaine. Dus als de mens een parasiet is, dan moet hij nadenken over wat hij neemt en wat hij teruggeeft. Daarmee kom je ook uit op een zekere dankbaarheidsfilosofie, die misschien niet expliciet, maar naar mijn idee toch op een verkapte manier door het boek loopt. Dat raakt aan veel huidige discussies over ecologie: als ook de mens een parasiet is, dan is hij tegelijk homo compensator, om een term van de Duitse filosoof Odo Marquard te gebruiken. Wij mensen proberen altijd  de schade die we aanrichten bij anderen te compenseren. Dat varieert van een boompje dat we bij onze vliegvakantie kopen tot de excuses die we aanbieden nadat we iemand onsterfelijk beledigd hebben. Ook denken is parasitair, zeg je, en daarmee is De Parasiet ook een reflectie op de filosofie zelf: de filosoof is misschien wel de grootste parasiet. Wat zegt dat over Serres’ opvatting van filosofie? Filosofie gaat voor Serres over produceren, in tegenstelling tot alleen maar reproduceren. Als je echt wil filosoferen, dan moet je iets voortbrengen. En dat kan alleen maar als je afwijkt van de bestaande stramienen. Dus als filosoferen over denken gaat, wat niet altijd het geval is, dan is dat een soort denken wat jou als het ware overvalt. Denken is voor Serres altijd een avontuur. Als er gedacht wordt, dan gebeurt er iets. Dat is een radicale democratisering van de filosofie: iedereen die wat overkomt, gaat plotsklaps denken. Maar waarom is die filosoof dan toch een parasiet? Daarvoor hoef je alleen maar het Symposium te lezen: overal waar Socrates komt is hij de verhalenverteller, de vragensteller die op zijn toehoorders parasiteert. Zijn kostje is gekocht: hij is steeds te gast, krijgt altijd eten of drank, heel veel drank. In die zin profiteert hij heel erg. En ook Serres zelf parasiteert in dit boek heel sterk op de verhalen van anderen, die niet eens primair uit de filosofie komen. Hij parasiteert vooral op de Bijbel, La Fontaine en Molière. Daar haalt hij dan bepaalde filosofische wijsheden uit. En tegelijk is dat maatgevend voor wat we tegenwoordig ‘interdisciplinair denken’ noemen. Die brede scope is kenmerkend voor Serres, ook in zijn latere werk: je moet gewoon weer een groot verhaal durven te vertellen, op het gevaar af dat je door al die specialisten wordt neergesabeld. In die zin is hij ook altijd een voorbeeld voor mij geweest. Dat is precies wat ik je tot slot wilde vragen: wat heb jij van Serres geleerd? Serres’ filosofische houding spreekt mij erg aan: hij gaat op een prettige, niet per se negatieve manier in tegen al die academische filosofie. Serres zoekt het heel erg bij het ambachtelijke volk. Ook dat speelt een grote rol in mijn eigen filosofie. En voor Serres draait alles om communicatie, waarbij communicatie absoluut niet antropocentrisch wordt opgevat. De hele werkelijkheid draait om codes, om het opslaan, verzenden en transformeren van informatie. Alles laat tekens, codes en dergelijke achter, ook een paar wolken die aan de lucht voorbijtrekken. Ook dat is een vorm van schrijven. Daar zit volgens mij de diepste betekenis van Serres’ filosofie: ‘zin’ in het universum is niet afhankelijk van de mens. Dat is volgens mij zijn diepe, antihumanistische gedachte. Wij zouden weleens kunnen uitsterven, en dat zou dan betekenen dat het universum geen zin meer zou hebben. Serres maakt ons heel erg duidelijk dat het universum ook heel goed zonder ons zin kan hebben. Zin, betekenis en communicatie gaan ook gewoon door als er geen mensen zijn. Michel Serres, De parasiet, vertaald door René ten Bos, Amsterdam: Boom, 2023   Dit artikel is verschenen in iFilosofie #74. Klik hier voor de volledige editie.

ISVW Uitgevers: recent verschenen

Uitgeverij
×